Ik sta er midden in. Even niet opgelet. Neus net iets te ver in de lucht gestoken en jawel tot aan mijn enkel in de vlaai, in de koeienvlaai wel te verstaan. Het risico van dergelijke misstappen is de laatste tijd door de komst van een nieuwe kudde aanmerkelijk gestegen en nonchalant door de uiterwaarden slenteren is er niet meer bij.

De dag voelt als een loodzware steen. Al wekenlang til ik zwaarmoedigheid met me mee. Niet vanwege een specifiek probleem, maar als een mistroostige levensoptelsom. Hardnekkige zwartgalligheid is inmiddels een trouwe metgezel en alle pogingen om hem te lozen falen. Ik ben argwanend en mensenschuw en er verandert niets. Ook de intentie van dit zinnen verzettende loopje langs de rivier dreigt verloren te gaan.

De bruinzwarte brei bedekt mijn rechterschoen volledig en verandert hem in een donkere klomp. Als ik hem uit de plakkerige smurrie omhoog trek glijdt de koude natte drab langs mijn enkel mijn schoen in en er ontglipt mij een niet mis te verstane vloek. Op hetzelfde moment zie ik vanuit mijn ooghoek dat ik vanaf de rivier nauwlettend in de gaten word gehouden door iemand in een passerende boot. Het is een soort grote kano. Wel twee keer zo lang en breed als de mij bekende doorsnee exemplaren. Aan de voor en achterkant vervormt de massief houten boot zich in rechtopstaande sierlijke krullen. Hij ziet er een beetje klungelig en zelf inelkaar getimmerd uit en het lijkt er op dat een enthousiaste hobbyist een flinke berg werk verzet heeft. Terwijl ik geinteresseerd en een tikkeltje verbaasd met samengeknepen ogen staar naar dit vreemde creatuur loop ik halfhinkend met mijn zwaarsoppende schoen richting water, op de voet gevolgd door een een opdringerige zwerm strontvliegen.

Als ik de rivier tot op een paar meter ben genaderd meert het bootje aan, een meter of twintig bij me vandaan. De bemanning is tweekoppig, een man en een vrouw. Ze zwaaien en groeten. Ik ben inmiddels op een steen gaan zitten en probeer met afschuw, maar zo zorgvuldig mogelijk mijn schoen uit te wrikken. Het kost behoorlijk wat moeite want hij heeft zich inmiddels stijf vastgezogen aan mijn sok en mijn verwoede pogingen om zo schoon mogelijk te werk te gaan mislukken jammerlijk. In een mum van tijd heeft koeienpoep zich verspreid over mijn beide handen. Het zit tussen mijn vingers, onder mijn nagels en ook mijn broek vertoont stinkende vlekken. Mijn geworstel en gevloek trekt de aandacht van de mensen uit de boot en ongemerkt is de vrouw naar me toe gelopen en vraagt of ik misschien hulp nodig heb. Mijn eerste ingeving is een agressieve snauw, maar ik slik hem onmiddellijk in als ik in een open en begripvol gezicht kijk. Ze glimlacht met zoveel warmte en vriendelijkheid dat ik op slag ontdooi. “Kom maar” zegt ze zacht en knielt bij de puinhoop die ik van mijn broek en handen heb gemaakt. Ik steek mijn besmeurde schoen in haar richting en met bedreven vingers schraapt ze er de zwarte kleeftroep vanaf op zoek naar de veters. Daar aangekomen ontwart ze met haar nagels de dubbele knoop en trekt behendig de veter uit de oogjes. Daarna pakt ze met haar duim en wijsvinger de hiel en trekt de schoen met de aangekleefde sok van mijn voet. Ik laat het gebeuren. Als een kind van drie. Ik voel de spanning uit mijn lijf verdwijnen. Mijn benen worden zwaar en volkomen onverklaarbaar voel ik dat er zich een soort van gelukzaligheid van me meester maakt. De vrouw loopt over de keien naar het water en spoelt haar handen schoon, veegt ze af aan haar lange zwarte rok, werpt me nog zo’n intens tedere glimlach toe en loopt dan weer richting man en boot. Ik voel alle energie uit me wegstromen en de tranen prikken achter mijn ogen en zonder dat ik ook maar iets van tegenstand bied laat ik ze gaan. Dikke druppels vinden hun weg in kronkelbanen langs mijn wangen, neus en kin en pletsen in kleine donkere vlekjes op mijn broek. De zwijgzame tranen veranderen al spoedig in een onbedaarlijk luid schreien. Ik kan er niets aan doen, ik kan het niet stoppen. Ergens schaam ik me diep voor mijn gedrag, maar ik kan er onmogelijk weerstand aan bieden. Ik huil mijn lijf leeg, alles huil ik weg, verdriet, onzekerheden, onduidelijkheden, schuldgevoel, spijt en twijfel. Ik voel dat alle negativiteit verpakt zit in deze tranen en ik laat het wegvloeien, verdwijnen. Ze zeggen dat een flinke huilbui een soort van opluchting geeft, deze huilbui is anders, groter, dieper en overweldigend en het brengt niets minder dan echte bevrijding. Na een tijdje luwt de tranenstorm. Zo plotseling als hij is opgekomen zo plotseling gaat hij ook weer liggen. Ik veeg met mijn mouwen mijn gezicht schoon en haal een paar keer diep adem.

Als ik naast me kijk zie ik dat de vrouw op een paar meter afstand bezorgd naar me staat te kijken. De schoen en de sok liggen schoongespoeld aan mijn zij. Ik kijk haar aan en ze beantwoordt mijn vragende blik met een glimlach en een uitgestoken hand. “Kom maar”. Ik krabbel overeind, pak mijn natte sok en schoen met mijn rechterhand en haar hand met mijn linker en laat me leiden. De vrouw heeft een campingstoeltje uit de boot getild en nodigt me uit om te gaan zitten. Ze geeft me een mok thee en zwijgt verder. De thee verwarmt en kalmeert. Ik slaak een paar diepe zuchten die uit mijn tenen lijken te komen en dan sta ik op. De vrouw knikt “Het gaat wel weer he”. Ze ruimt op en stapt in. De boot vertrekt. Ik zwaai, trek mijn natte spullen aan en loop terug naar huis. Ik slalom om de vlaaien heen en laat ze dit keer ongeschonden achter samen met mijn chagrijn. Ik voel mijn mondhoeken krullen en lichtheid stroomt door mijn aderen. Die vlaai is uiteindelijk toch nog een traktatie geworden. Een taartje voor het gemoed.

naar foto's