Hij zit bewegingsloos op een bank als ik langsren. Onze blikken ontmoeten elkaar vluchtig en dan gaat ieder zijns weegs. Ik recht vooruit met een half oog richting mijn stopwatch en hij zoekend in een opengehouden versleten juten draagtasje die op zijn schoot ligt. Dit is een nietszeggende belangeloze ontmoeting, zoal zovelen. Altijd en overal passeer ik mensen tijdens mijn loopjes. Sommigen zie ik dikwijls, anderen zie en zal ik maar eenmaal in mijn leven zien, maar allemaal zijn ze even onbelangrijk. Er is geen verbintenis. Ze spelen geen rol. Ze zijn slechts decor. Ik verdiep me niet in hun levens en zij niet in het mijne. We kruisen slechts.

Zelfs tijdens slenterwandelingen langs de rivier als wandelaars me groeten en een praatje maken over het weer voegt het niets toe aan mijn leven. Zij geven de stand van zaken en ik beaam. “Ja lekker weer hè” of “Ja wat een regen hè vannacht”. Het zijn slechts beleefdheden. Niet dat beleefdheden onbelangrijk zijn. Ik vind tekenen van beschaving echte noodzaak en vriendelijke mensen maken mij wel degelijk vrolijker. Doch wezenlijk veranderen doen ze niet.

Ik ren voorbij, het is een lauwe dag en dat loopt heerlijk. Licht bewolkt, weinig wind, niet te warm, niet te koud. Hardlopen gaat niet vanzelf en de afgelopen weken is er een beetje de klad ingekomen. Ik voel me de laatste tijd wat mat en lamlendig. Ik weet dat mijn conditie hard aan verbetering toe is en realiseer me terdege het belang van een goede conditie. Ik kan het dus niet laten versloffen. Vandaag zet ik alles op alles en besluit zelfs wat langer door te lopen dan gebruikelijk en omdat de rivier lokt, altijd lokt, draai ik om om nogmaals over het pad langs de uiterwaarden te rennen. Dezelfde weg terug langs dezelfde banken, met op een van die banken dezelfde man met het juten tasje. Hij heeft de inhoud van het tasje inmiddels uitgepakt. En tijdens het voorbijgaan zie ik dat er een stuk of tien felgekleurde gasaanstekers keurig op een rijtje naast hem op de bank liggen. Wat vreemd!.. denk ik even, maar probeer er verder geen aandacht aan te besteden want het mooie van hardlopen is dat je je hoofd heerlijk leeg kunt maken en het is niet de bedoeling dat je hem onmiddellijk weer vult met allerlei onzinnige raadsels.

Bij thuiskomst gaan mijn gedachten onbedoeld terug naar het bizarre tafereel van al die aanstekers op een rijtje, maar na een nachtje slapen ben ik het incident echter al weer helemaal vergeten. ’s Morgens begint de dag opnieuw heel aangenaam. Ik heb nog wat op te bouwen, dus ik trek opnieuw mijn hardloopschoenen aan en ga.

Het is nog vroeg en ik passeer slapende huizen en gapende krantenbezorgers. Ik snel langs hen heen, steek lege straten over en hol over het pad langs de kinderboerderij waar ik word begroet door geitengemekker en agressief blazende ganzen. Een uitgeslapen haan doet vreselijk zijn best om de wereld te wekken. “Ssssstt” sis ik hem toe en ren voorbij. Ik doorkruis het park, groet een vroege hondenuitlater “Môge” en ren de dijk op. De IJssel overvalt me zoals altijd. De sfeer is nooit hetzelfde. Deze ochtend staat er een heel zwak windje. Er hangt een vitrage van lage bewolking boven het water. Het gefilterde schijnsel van de zon beschemert de uiterwaarden en door de regen van gisternacht ruikt het ziltig.

Ik vervolg mijn weg over de dijk, langs maisonnettes met gesloten slaapkamergordijnen, luiwammesen van koeien en een gehaaste fietser. In de verte zie ik op hetzelfde bankje als gisteren opnieuw die man zitten met op zijn schoot diezelfde jute tas. Het is of ik niet weg ben geweest. Hijgend vertraag ik licht mijn passen om te zien wat er daar gebeurt maar ook omdat ik merk dat ik toch wel flink vermoeid ben. Hij pakt zijn tas en stalt de inhoud ervan uit naast zich op de bank, net als gisteren. Zonder enige twijfel herken ik de gasaanstekers. Ik vertraag nog iets verder totdat ik uiteindelijk ongemerkt wandelsnelheid heb bereikt. Op een meter afstand kijkt de man me recht in het gezicht. Beige gepoetste schoenen, grijze kostuumbroek met messcherpe vouw, smettelooswit gestreken overhemd, zwarte regenjas, bruin gerimpeld gezicht, strak, emotieloos, kalend, grijs. “Je vraagt je af wat ik aan het doen ben.” “Eh…. nou… ja… eigenlijk…” stotter ik terug. “Ik zal het je vertellen, kom maar even bij me zitten.” Gebiologeerd staar ik richting aanstekers en weet eigenlijk niet wat me overkomt, ik aarzel maar na enkele ogenblikken doe ik wat me is opgedragen en ga zitten op de uiterste rand van de bank. Mijn benen voelen loodzwaar en eigenlijk ben ik blij dat ik ze even kan ontlasten.

Onze lijven worden gescheiden door een keurig rijtje gasaanstekers, rood, blauw, wit, metaal, plastic, groot, klein, niet één hetzelfde. “Ik verzamel” zegt de man. “Net als heel veel mensen met mij. Je hebt twee categorieën verzamelaars, wist je dat? Sommigen verzamelen tastbare dingen zoals postzegels, colaflesjes of zelfs eigen werk. Anderen verzamelen ervaringen, vriendschap, liefde, of aangename belevenissen met daaraan gekoppeld blijvende herinneringen. Beide groepen koesteren hun verzameling en zijn altijd op zoek naar meer en beter en bijzonder. Dat zoeken geeft een kick, soms nog meer dan het vinden. Verzamelaars zijn onverbeterlijke dromers. Ze verlangen tot ze er bij neervallen. Vooral oude mensen verzamelen, misschien ongemerkt, misschien om iets van het leven vast te houden, ieder verzamelt met zijn eigen motieven. Heb je wel eens gemerkt dat oude mensen enorme hoeveelheden klokken en wekkers bezitten? Een obsessie met de tijd wellicht? Of misschien zetten ze elke dag om het uur vanaf 5 uur ’s morgens een wekker en denken ze bij het gerinkel; pfff gelukkig, ik kan lekker blijven liggen en hoef niet meer op te staan om te gaan werken, vallen weer in slaap tot de volgende wekker afgaat met hetzelfde resultaat. Een repeterend gevoel van opluchting kan mensen soms heel gelukkig maken.” Ik bekijk hem met gefronste wenkbrauwen, waarop hij geelgerookte tanden ontbloot en schaterlacht. “Grapje !… Ik verzamel vuur, niet letterlijk hoor dan zou ik wellicht een pyromaan zijn en geloof me ik heb geen enkele behoefte om andermans eigendommen te vernietigen of landschap te beschadigen. Ik verzamel het begrip vuur en middelen tot vuur. Realiseer je je wel hoe belangrijk de ontdekking van vuur maken is geweest voor het verloop van de geschiedenis. Zonder het gebruik en de beheersing van vuur zou de mensheid niet zijn wie ze is. De eerste mensachtige was een onbeholpen woest creatuur. In de loop der tijd begon de ontwikkeling van grotere hersenen en hersenen… tja… die blijken uiteindelijk toch heel handig te zijn, tenminste voor de mensen die ze gebruiken. Het is niet een kwestie van wat je hebt, maar wat je ermee doet, kijk maar naar de politiek.” Opnieuw verschijnen die tanden en de plooien in zijn gezicht groeien uit tot een bulderlach. Ik antwoord met een knikje en een zeer bescheiden glimlach, onderwijl steekt hij een sigaret op en vervolgt zijn verhaal. “Nog later begonnen sommige soorten naast plantaardig voedsel ook vlees en vis te eten, zeer eiwitrijk en bovendien veel gemakkelijker verteerbaar. Wetenschappers denken dat er bij de Homo Ergaster, een van de vroege voorouders van de Homo Sapiens overbodig darmweefsel werd omgezet in hersenweefsel, waardoor de hersencapaciteit groeide en dat was een ommekeer. Ergaster was onovertroffen tijdens de jacht en ook sociaal intelligent. Er werden stenen werktuigen gefabriceerd en men vermoedt dat er misschien ook al wel vuur werd gebruikt. Maar niets is zeker. Hoe verder je het verleden induikt, hoe meer gaten er vallen. De wetenschap gaat er vanuit dat er zo’n 500.000 jaar geleden vuur kon worden gemaakt. Vuur bood warmte, bescherming tegen roofdieren, was noodzakelijk bij het vervaardigen van gereedschap en speerpunten konden worden aangescherpt zodat het jagen succesvoller werd. En Neanderthalers bijvoorbeeld konden op de ijzigkoude toendra’s hun bevroren voedsel ontdooien en koken. Er zijn theorieën dat het koken van voedsel de herseninhoud nog verder vergrootte doordat het gekookte voedsel het spijsverteringskanaal ontzag en de voedselopname makkelijk en groter werd, de darmcapaciteit kon slinken en het brein kon groeien.” Geboeid hang ik aan zijn lippen. Mijn stopwatch piept en als ik hem uitdruk realiseer ik me dat ik hier al een half uur zit naast een vreemde man, vreemd in elke betekenis van het woord. “Wist je allemaal niet hè.” Hij kijkt me vragend aan, maar verwacht geen antwoord begrijp ik. “Tja….. the rest is history… ha.. ha.. ha.. Vuur is een synoniem voor beweging, beweging in de breedste zin van het woord. Het is een flinke duw in de rug van onze ontwikkeling. Ik verzamel alles waarmee ik op eenvoudige manier en eigenhandig vuur kan maken. Ik heb thuis gedroogde tonderzwammen, vuurstenen en zwavelkies, kleine houten boren met een pees en andere wrijvingsinstrumenten, maar ook legio soorten lucifers en benzine aanstekers. Mijn huis is een klein museum. De gasaansteker vind ik eigenlijk het mooist. Het is een mechanisch apparaatje. Modern en toch erg eenvoudig en zo briljant. Het geeft slechts vonken af en meer is niet nodig. Een piepklein vonkje staat aan het begin van een gigantische vuurzee. Ik vind dat fascinerend. “Maar … eh…waarom….” begin ik. “Waarom ik hier zit met mijn collectie?” Omdat ik als verzamelaar behoor tot beide categorieën. Ik verzamel stoffelijke dingen maar ook reacties van mensen op mijn bizarre hobby. En die reacties lok ik uit door hier te gaan zitten en ik kan je vertellen dat het werkt. Het is natuurlijk gewoon een spelletje maar tegelijkertijd verbreedt het mijn inzicht in de mensheid en het brengt me vooral veel duidelijkheid over karakters. Beschouw jezelf als een goed soort mens. Je bent nieuwsgierig, beleefd en belangstellend. Het zal je veel geluk brengen”. Dan zwijgt de man, pakt zijn tas en stop de aanstekers er een voor een in terug, staat op en loopt weg, zonder iets te zeggen, zonder om te kijken. Ik blijf nog even zitten en laat het bezinken, maar al gauw sta ook ik op en zet het op een lopen, mijn drafje verandert in een flinke looppas, die zich allengs versnelt. Mijn benen nemen me mee, zonder moeite, als vanzelf, en dan hol ik harder, alsmaar harder, sneller dan ik ooit gelopen heb tot dat ik het gevoel heb dat ik zweef. Ik vlieg zelfs bijna.
Over de aarde, door de lucht, langs het water en aangedreven door het vuur dat door mijn aderen stroomt.

Eén klein vonkje is genoeg.